Meer geld voor Jeugdzorg?
Er wordt door Bureau Jeugdzorg momenteel een bedrieglijke voorstelling van zaken gegeven richting de overheid, met betrekking tot de geldverstrekking en de kwaliteit die door Jeugdzorg geboden kan worden. De roep om meer geld wordt gesimplificeerd tot een enkele vraagstelling: Meer wachtlijsten of de caseload verhogen?
De Deltamethode
Steeds meer wordt er bij Jeugdzorg gewerkt volgens de Deltamethode, waarbij er gestreefd wordt om de maximum caseload (het aantal gezinnen per voogd) de grens van 15 niet te laten overschrijden. Dit om betere zorg te kunnen bieden, die bij een te grote caseload niet mogelijk is, door tijdgebrek en overbelasting van de capaciteit van een gezinsvoogd. Op zich een mooi streven. Het probleem wat zich voordoet bij een verlaging van de caseload, is dat de wachtlijsten zullen toenemen en dat is eigenlijk net zo onwenselijk als een te hoge caseload. Er moet dus meer geld komen vindt Jeugdzorg, om meer gezinsvoogden te kunnen aanstellen zodat evengoed voldoende zorg kan worden geboden. Als dat geld er niet komt, zullen zij om de wachtlijsten niet te laten oplopen, toch weer de caseload moeten verhogen.
Te grote instroom
Een begrijpelijke redenering die toch heel misleidend is. Het eigenlijke probleem bij Jeugdzorg is namelijk niet gelegen in de moeizame verwerking van de wachtlijsten, noch in de te hoge caseload, die volgens Jeugdzorg beiden hun oorzaak hebben in een financieel tekort. Nee, de werkelijke reden voor de te hoge caseload én de wachtlijsten is de kunstmatig hoge instroom van veronderstelde probleemgezinnen. Er worden teveel cliënten door de voordeur binnen gehaald en daardoor wordt het dringen bij de achterdeur. De reden waarom er zoveel cliënten bij Jeugdzorg binnen komen die daar eigenlijk niet thuis horen (zie: onderzoek hoogleraar Jo Hermans) is dat de definitie van wat er onder kindermishandeling mag worden verstaan steeds verder wordt opgerekt, waardoor er een kunstmatige stijging te zien is in het aantal gevallen van kindermishandeling.
Adri van Montfoort – Definitie van kindermishandeling
In de AMK-lezing van beleidsadviseur voor AMK en Jeugdzorg Adri van Montfoort van 4 oktober 2011 zegt hij daar het volgende over:
Er komt een lichte vorm van ondertoezichtstelling die zo ruim is, dat een uitbreiding van de staatsinterventie van tienduizenden minderjarigen mogelijk wordt. Volgens de Memorie van toelichting gaat het om een lichte, preventieve maatregel, en opnieuw twijfel ik niet aan de intentie, maar wel aan de uitkomst
Dwang van de staat in de opvoeding is nooit licht en leidt per definitie tot juridisering met procedures, advocaten, rechtszaken en alle daarbij behorende strijd.
Deze ‘lichte ondertoezichtstelling’ betekent dus een verdere verruiming van de definitie van kindermishandeling, terwijl de huidige definitie al tot grote aantallen onterechte gevallen van ‘bewezen kindermishandeling’ heeft geleidt, met alle kwalijke gevolgen voor de betrokken gezinnen.
Van Montfoort:
Ook het opnemen van de definitie van kindermishandeling in de
Wet op Jeugdzorg in 1998 betekende een verruiming voor het criterium voor staatsinterventie. De definitie is zo breed, dat iedere voor een minderjarige mogelijk bedreigende opvoedingssituatie er onder kan vallen.
Deze brede definitie is minder geschikt als criterium van staatsiegrijpen in de opvoeding, omdat het een brede, diffuse verschuiving van verantwoordelijkheid betekent van ouders en hun omgeving naar de staat en in de praktijk daarmee naar beroepskrachten en instanties.
Van Montfoort stelt dat een te ruime definitie van het begrip kindermishandeling, een overbelasting betekent van het hulpverleningssysteem en daarbij een te snel voorbij gaan aan de eigen verantwoordelijkheid van ouders en andere familieleden.
Een te ruime definitie van kindermishandeling betekent in de praktijk een verontrustende toename van het subjectieve element in de beoordeling van een gezinssituatie. Er zijn steeds minder feiten en steeds meer persoonlijke meningen, aan de kant van melders, onderzoekers en gezinsvoogden die leiden tot gedwongen hulp.
Het Procrustesbed
Binnen de opgerekte definitie van kindermishandeling, wordt er vaak gesproken over ‘pedagogische verwaarlozing’. Dat klinkt niet zo ernstig, maar in AMK rapportages transformeert dit begrip zich vaak ongemerkt tot het zwaardere woord ‘mishandeling’. Het is als het ware een opstapje naar het op het spoor komen van het grotere psychische leed dat zich daar ‘vermoedelijk’ achter zal bevinden. Volgens het principe ‘waar rook is, is vuur’ kunnen onderzoekers elke vonk die ze tegenkomen aanblazen en indien nodig, er een paar takjes bovenop leggen. In ‘het belang van het kind’ lijken normale regels en wetten soms niet meer te gelden, want van een goede controle op de uitvoering van de kinderbeschermingstaken is tot op heden nog geen sprake.
De subjectivering van de onderzoeksmethoden van het AMK geeft het idee van een ‘procrustesbed’. Procrustes was een herbergier, die af en toe gasten ontving op doorreis. Als ze na de maaltijd om een slaapplaats verzochten, leidde Procrustes ze naar een kamer met daarin een bed dat afhankelijk van de gast erg lang of erg kort was. De gasten van bovengemiddelde lengte, leidde hij naar de kamer met het korte bedje en gasten die klein van stuk waren mochten slapen in het grote bed. Om ‘zorg op maat’ te leveren paste hij enige hulpmaatregelen toe bij zijn gasten. De gasten die te kort waren voor hun bed, rekte hij een stuk uit, waardoor ze overleden en hij hun bezittingen kon roven. De gasten die te lang waren voor hun bed, hielp hij door ze de benen af te hakken. Ook zij stierven en hij nam hun bezittingen. Moraal van het verhaal: Procrustes kwam altijd aan hetgeen hij verlangde. En dat geldt niet minder voor het AMK en Jeugdzorg. De kostbaarste bezittingen van ouders, hun kinderen, komen linksom of rechtsom altijd in de macht van Jeugdzorg.
Te veel of te weinig
Volgens de kritische onderzoekers kunnen ouders hun kinderen te weinig aandacht geven, maar ook teveel (verwennen). Kinderen kunnen te weinig speelgoed hebben, of door een overvloed aan speelgoed worden verpest. Ze worden te weinig gestimuleerd in hun autonomie, of als ouders dat juist wél doen, teveel ‘aan hun lot overgelaten’. Kinderen met een duidelijke zelfexpressie zijn ‘niet opgevoed’ en kinderen die goed aan de ouders gehoorzamen, worden ‘onderdrukt’. Rustige kinderen ‘verbergen een afschuwelijk geheim’ en normale kinderen weten goed ‘de schijn op te houden’. Praten de ouders over het beschermen van hun kinderen, dan horen de onderzoekers ’verstikken’. Als u A zegt, zeggen de onderzoekers B. Zij zullen altijd op de tegenovergestelde kant van de wip gaan zitten, want dát de ouders iets verkeerds hebben gedaan, is met zo’n ruime definitie gewoon onvermijdelijk. Zo was er een gezinsvoogd die in een rapportage schreef: ”De moeder gaat met mij in discussie. Dit is schadelijk voor het kind”.
Signaleringstaak
Er worden intensieve mediacampagnes gevoerd door het AMK om bij het minste vermoeden van kindermishandeling, onmiddellijk melding te doen. Ook hier weer is het volstrekt onduidelijk wat er wel en niet onder mishandeling mag worden verstaan. Iedereen kan dat naar believen invullen. Wat de gevolgen van een AMK-melding kunnen zijn, daar hebben veel goed bedoelende, bezorgde burgers vaak geen weet van. Er is ondertussen een groeiend aantal professionals - die uit hoofde van hun functie een signaleringstaak hebben- die weigeren om ouders bij het AMK aan te melden, omdat zij die gevolgen wél kennen. Zij kiezen er vanuit hun geweten en medemenselijkheid voor, om bij vermoeden van kindermishandeling liever met de ouders zelf te gaan praten en ze door te verwijzen naar de huisarts of een andere hulpinstantie, los van AMK of Jeugdzorg. Op deze manier voorkomen ze een agressieve benadering van kinderbeschermingsinstanties die niet op hulpverlenen gericht zijn, maar op het brandmerken van ouders.
Ook veel artsen willen liever het AMK om advies te vragen bij vermoeden van kindermishandeling, dan een zorgmelding doen. Die kennen inmiddels ook de verhalen van ouders. Maar ook hier is weer iets op bedacht: de meldingsplicht. Hierdoor worden artsen in een gewetensconflict gebracht, omdat ze hiermee gedwongen zijn een inbreuk te maken op hun beroepsgeheim. Het KNMG (landelijke artsenvereniging) is van mening dat het ook op een andere manier kan (een tussenvorm), maar de druk vanuit de politiek tot een alsmaar verder gaande preventie met dwangmaatregelen is enorm.
‘Januskop’ in de hulpverlening
Jeugdzorg heeft niet meer geld nodig om haar taken te kunnen uitvoeren. Ze moet helderder krijgen wat haar eigenlijke taken zijn. Zij zal een manier moeten vinden om haar domein (verwaarloosde en mishandelde kinderen) beter af te bakenen en geen ouders te diskwalificeren die zelfstandig tot de opvoeding van hun kinderen in staat zijn, dan wel met lichte opvoedondersteuning deze taak zouden kunnen vervullen. Wat deze ‘lichte opvoedondersteuning’ betreft, daar doemt alweer het volgende spookschip op aan de horizon, want de scheidslijn tussen lichte en zware problematiek is niet goed gedefinieerd. Dat wordt zoals het er naar uit ziet weer een kwestie van ‘persoonlijke mening’ van de hulpverlener. Bij deze lichte opvoedproblematiek krijgen we opnieuw met de Januskop van de hulpverlening te maken, omdat de CJG’s (Centra Jeugd en Gezin) ook een signaleringstaak hebben. Dit maakt dat er van de gewenste laagdrempeligheid van deze centra weinig terecht zal komen. Ouders die komen voor vrijwillige opvoedhulp, kunnen doorgestuurd worden naar de verplichte hulp. Als ouders dat in hun achterhoofd hebben, hoe laagdrempelig zal het CJG in de praktijk dan zijn?
Machtsmisbruik van hulpverleners
Ik heb al één ouder gesproken die het CJG had ingeschakeld om te bemiddelen in een conflict dat ze had met de school van haar kind. De CJG medewerker kwam haar in haar eigen huis beledigen en bedreigen met ‘verdergaande maatregelen’, omdat volgens hem het probleem geheel bij haar lag. Ook het Centrum voor logopedie waar haar kind spraakles kreeg, werd in een brief gesommeerd om een zorgmelding te doen, als deze moeder in de toekomst ‘moeilijk’ zou gaan doen. Alsjeblieft, laagdrempelige hulp in de praktijk!
Te weinig geld is niet het probleem is waar Jeugdzorg mee te kampen heeft. De wachtlijsten zijn het gevolg van een paranoïde (politiek) klimaat, waarbij de utopie wordt nagestreefd van een maatschappij zonder kindermishandeling en ouders die blindelings aan de zorgprofessionals gehoorzamen. Door steeds meer zaken onder het kopje kindermishandeling te scharen ontstaat de illusie, dat Nederland een veiliger land wordt voor opgroeiende kinderen. In werkelijkheid ontsnappen er net zoveel zaken van gruwelijk geweld aan de aandacht van Jeugdzorg als in het verleden. Wat wel veranderd, is de toenemende mate van ondertoezichtstellingen van gezinnen die dit helemaal niet nodig hebben en een groeiend aantal wachtlijsten.
De maatschappij betaalt de prijs
De trauma’s die worden teweeg gebracht in gezinnen waar onterecht een o.t.s. of u.h.p. worden uitgesproken door de kinderrechter, hebben naast het aspect van menselijk leed ook nog een aardig kostenplaatje. Veel ouders zijn korte of langere tijd niet in staat om te werken en dat kost bedrijven geld. Daarnaast doen ouders door de ellende waar ze in terecht komen voor zichzelf vaker een beroep op de hulpverlening. Relaties komen onder druk te staan door het voordurend leven in onzekerheid over het lot van de kinderen en ernstige meningsverschillen tussen ouders over de juiste manier om op Jeugdzorg te reageren. Het verlies van kwaliteit van leven van deze geestelijk mishandelde ouders, heeft vaak ook een weerslag op de rest van de familie. Om één kind van vermoedelijke mishandeling te redden worden soms complete gezinnen in de afgrond geduwd. De belangrijkste oorzaak daarvan is al vaak door ouders naar voren gebracht, maar tot nu toe door politici nog niet serieus genomen: een weigering tot het doen aan waarheidsvinding. Men vindt het kennelijk nog steeds normaal dat in een rechtsstaat, zonder bewijsvoering kinderen van hun ouders mogen worden ontvreemd, ongeacht de trauma’s die dat bij die kinderen en hun ouders teweeg brengt. Het doel heiligt helaas nog steeds de middelen.
Geld besparen
Door de te ruime definitie van kindermishandeling die nu wordt gehanteerd en die straks nog zal worden uitgebreid, blijft jeugdzorg een reuzenstofzuiger die alles opzuigt wat voor haar neus komt. Het lijkt een beetje op het vissen met drijfnetten in de Grote Oceaan; alles wat er in terecht komt gaat dood, ook de vissoorten waar eigenlijk niet op gevist wordt. Zeer veel geld kan bespaard worden, als de 40% jeugdigen die volgens hoogleraar Jo Hermans helemaal niet bij Jeugdzorg thuis horen, uit het systeem gefilterd kunnen worden en de hulpverlening zich uitsluitend gaat richten op die gezinnen die het echt nodig hebben. Dan heb ik het nog niet over de besparing op juridische kosten en op de salarissen van de AMK en BJZ medewerkers die dan naar een andere baan mogen gaan uitzien.
Om de instroom bij AMK / Jeugdzorg te verminderen kan om te beginnen aan de volgende maatregelen worden gedacht:
1 Laat kindermishandeling ook echt over mishandeling gaan en laat de verschillende meningen over de juiste manier van opvoeden het terrein blijven van de vrijwillige hulp.
2 Geef bij publiekscampagnes tegen kindermishandeling duidelijk aan, dat het beter is voor burgers om eerst zelf met hun buren in gesprek te gaan om te zien of een vermoeden van kindermishandeling terecht is, voordat er tot een zorgmelding wordt overgegaan.
3 Help burgers om ouders met opvoedproblemen, eerst attent te maken op diverse vormen van vrijwillige hulp, zodat een ingrijpend en traumatisch onderzoek naar kindermishandeling kan worden voorkomen.
4 Leer onderzoekers van AMK en de Raad uit te gaan van de feitelijke situatie in het gezin en niet rigide vast te houden aan de meest negatieve uitlatingen, van de meest bevooroordeelde ‘informant’, die zijn eigen bedoelingen heeft met zijn/ haar bijdrage aan het onderzoek (een haatdragende ex).
5 Geef de ouder(s) het recht op een eerlijke verdediging tegen valse aantijgingen, aan het begin van het onderzoekstraject.
6 Zorg ervoor dat feitelijke onjuistheden die te verifiëren zijn, daadwerkelijk in onderzoeksrapporten worden veranderd.
7 Laat de insteek bij een onderzoek zijn: het beter te laten functioneren van een gezin, wat altijd de kinderen ten goede zal komen. Het eenzijdig centraal stellen van de veiligheid van het kind, leidt ook tot de sociale isolatie van het kind, ontworteling en hechtingsstoornissen door de constante wisseling van pleeggezinnen en scholen, het bezoeken van speciaal onderwijs en het krijgen van een psychische behandeling . (Dit is waarom Jeugdzorg zoveel geld kost)
8 Laat jeugdigen altijd ondervraagd worden door Jeugdzorg met een onafhankelijke vertrouwenspersoon erbij, zodat er niet op suggestieve wijze antwoorden aan het kind ontlokt kunnen worden, waar het bij nader inzien helemaal niet achter staat. Dit omdat kinderen de juridische gevolgen van hun uitlatingen niet kunnen overzien.
Als aan de bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan, zal er een dramatische daling komen van het aantal ‘probleemgezinnen’ in Nederland. De belastingbetaler zal geld overhouden en gezinsvoogden kunnen met een hanteerbare caseload eindelijk op een professionele en betrokken manier gaan werken met gezinnen die hun hulp écht nodig hebben.
Sven Snijer
Schrijver/ journalist
http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com